zondag 11 augustus 2013

Van Schovenhorst naar Hulshorst en terug

Afgelopen week ontmoette ik twee mensen uit Amsterdam tijdens het schilderen op Schovenhorst. Al pratende bleek dat ze bekend waren met het Hulshorsterzand omdat ze daar jaren lang kampen hadden georganiseerd.Toen ik zei dat we altijd op het Hulsthorsterzand hadden gestaan zeiden ze meteen; O jullie waren die kampeerders die alleen maar een pomp voor water hadden! Ja inderdaad, het was zo heerlijk primitief daar. Als toppunt ging het diezelfde avond op de radio over het landgoed van Marcel van Dam dat tegenover het Hulshorsterzand ligt. Die was ook al zo enthousiast over het gebied. Toeval?
Hoe dan ook, probleem is dat zo'n - op zich aardige - ontmoeting altijd veel intense herinneringen losmaakt. En hoewel die voor mij louter een aaneenschakeling is van heel fijne ervaringen, sluipt er tevens ook melancholie en heimwee mee naar binnen.
Zeker is dat mijn jeugd en indrukken op het Hulshorsterzand er toe heeft bijgedragen dat ik nu in de schemer over een regenachtig heideveld fiets met een beschilderd stuk plastiek van 2 meter over mijn stuur. Tja, ben je dan licht gestoord of juist enorm toegewijd?

Met het Schovenhorst project lukt het gelukkig om in de nabijheid van dat Hulshorst gevoel te verkeren. En ik merk steeds opnieuw dat ik thuis kom in de geur van dennen.
Een paar jaar geldend vond ik op het Hulshorsterzand een onderdeel dat sterk verbonden was met mijn verblijf in de zomers daar. 
Water was het enigste dat op het Hulshorsterzand voor de kampeerders verkrijgbaar was. Veder was alles anarchistisch. Voor sanitair of wasgelegenheid moest zelf individueel worden gezorgd. En elke kampeerder moest zelf maar uitzoeken hoe te overleven aan de rand van die magnifieke zandverstuiving. Kamperen in de meest pure vorm dus. En heel onnederlands.
Water moest dus worden opgepompt en vaak moesten we met een zelf gemaakte bolderwagen van een kilometer ver water halen. Een transport van 150 liter water voortslepend door mul zand, heuvel op en heuvel af. 
De laatste 10 jaar die ons door het bureaucratische Natuurmonumenten was gegund om in dit paradijs te verblijven, waren er nog maar twee pompen voor de kampeerders beschikbaar.
De pomp plek bestond uit vierkante houten paal met daaraan een gietijzeren pomp bevestigd en een betonnen bak waarin het water werd afgevoerd. Bij de pomp stond altijd een conservenblik of fles met water om dat de pomp vaak droogviel en bovenin de pomp moest worden gegoten om weer water te kunnen aanzuigen. En soms kwam dat water van heel ver en stond je een halve minuut te zwengelen voordat er dan weer water kwam. Helder, ijskoud water waar je de meest lekker thee van kon zetten.
En toen ik voor de zoveelste keer weer eens naar de "oude" plek terug ging. Vond ik een stuk metaal bij de plek waar de betonnen pompbak had gelegen. Jaren geleden is deze bak stukgeslagen en hier en daar liggen nog steeds de splinters verspreid.
Dit stuk gietwerk herkende ik onmiddellijk als de grote moer die het pomphuis met de bron pijp verbond.
Nu ligt het hier als een soort artefact op tafel en heb het vaak in mijn handen. Om even verbinding te hebben met het verleden en te dromen. Een simpel stuk gietwerk, roestig en ruw. Net als het landschap waar ik het uit heb meegenomen.





Geen opmerkingen:

Een reactie posten